BEREGENEN.
Om een goede groei te realiseren worden lelies bij een neerslag tekort beregend. In de eerste maanden is het belangrijk dat de bovenste vijf tot vijftien centimeter vochtig blijft.
GEWASBESCHERMING.
Nadat de planten boven de grond komen wil de teler ze graag beschermen. Vooral bij vochting weer zijn schimmels het grootste probleem waar tegen wordt gespoten. Vanaf augustus stopt de teler met de bespuitingen tegen vuur. Hij hoopt op die manier dat de lelies op een natuurlijke manier afrijpen. Het gewas zal nu door de aantasting van vuur langzamerhand bruin gaan worden en bovengronds afsterven. Zolang de lelies nog groen zijn kunnen er nog wel luizen zijn die virussen overdragen. Het gewas wordt daartegen nog beschermd door een bespuiting met minerale olie. Luizen zijn actief bij een temperatuur hoger dan 12 graden Celcius. Naarmate de planten ouder worden ontwikkelen ze ouderdomsresistentie. De overdracht van virus door een besmette luis heeft dan geen schadelijke gevolgen meer. In Nederland mogen alleen gewasbeschermingsmiddelen en biociden verhandelt en gebruikt worden die op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn toegelaten. Uitzonderingen daargelaten, worden toelatingen verleend door het Ctgb. Controle op naleving vindt plaats door de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA).
ZOEKEN NIEUWE PERCELEN.
Door in het na- en voorjaar in de omgeving rond te rijden krijgt de teler een goede indruk van geschikte percelen. Als er in de winter of na een hevige regenbui plassen op het land staan is er wellicht sprake van storende lagen en is het land niet geschikt voor bollenteelt. Een schone grond, vrij van ziektekiemen en goed ontwaterd is voor de kapitaalsintensieve lelieteelt noodzakelijk. Grond waarin nog nooit lelies zijn geteeld zullen in principe weinig specifieke ziekten en kwalen kennen. Geen wonder dat bollentelers graag een dergelijk perceel huren. De aanwezigheid van enkele procenten organische stof wordt vaak erg gewaardeerd. Het stimuleert de lelies tot een goede groei. Bijna de helft van het totale areaal bloembollen staat op grond van akkerbouwers of veehouders. Telers die op zoek zijn naar grond buiten de plaats waar de bedrijfsgebouwen gevestigd zijn noemen we telers met een reizende bollenkraam. Belangrijke aandachtpunten zijn: Goed ontwaterd, geen storende lagen die de doorworteling negatief beïnvloeden Voldoende voedingstoffen voor een gezonde groei Water: genoeg beregeningswater van goede kwaliteit in de directe omgeving.
VERWERKINGSMACHINES GEREEDMAKEN.
De rooimachines worden in de schuur nagekeken. In het rooiseizoen is daar weinig tijd voor. De oogstperiode loopt normaal van begin oktober tot eind december. Als het gewas is afgestorven en de stelen vrij makkelijk uit de bol te trekken zijn is het rooitijdstip aangebroken. Bollen die goed zijn uitgegroeid geven bloeien volgend jaar meer gelijk en geven weinig afwijkende bloemen.