Gewasbeschermingsmiddelen
Zijn er risico’s voor mensen of huisdieren door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen?
Gewasbeschermingsmiddelen zijn veilig voor mens, dier en milieu als ze volgens voorschrift worden gebruikt. Telers mogen alleen middelen gebruiken die zijn toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), een onafhankelijke instantie van de Rijksoverheid.
Bij de toelating van middelen door het Ctgb wordt er gekeken naar risico’s voor mensen, milieu en omgeving. Daarbij wordt altijd een minimale veiligheidsfactor van 100 gebruikt om mensen ook in uitzonderlijke situaties te beschermen. Dat betekent dat zelfs 100x de toegestane hoeveelheid geen gevaar mag opleveren voor de gezondheid.
Telers maken vaak gebruik van meerdere middelen om hun gewassen te beschermen. Volgens het Ctgb zijn er geen aanwijzingen dat een cumulatief effect - ook wel ‘cocktaileffect’ genoemd, de optelsom van blootstelling aan meerdere middelen zowel in de lucht als op gewassen - een groter risico vormt dan blootstelling aan een enkel middel (zie dit artikel op de website van het Ctgb).
Recent heeft het Ctgb alle voor de lelieteelt relevante gewasbeschermingsmiddelen opnieuw bekeken met het oog op het risico voor omwonenden en omstanders (zie dit artikel op de website van het Ctgb). Alle middelen zijn beoordeeld als veilig. Uiteraard is het belangrijk dat telers op een professionele wijze omgaan met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Telers moeten daarvoor verplicht regelmatig op cursus en worden ook intensief gecontroleerd door waterschappen en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Zijn het nu gewasbeschermingsmiddelen, bestrijdingsmiddelen of landbouwgif?
De definitie van ‘gewasbeschermingsmiddelen’ omvat niet alleen middelen die een plaag bestrijden (‘bestrijdingsmiddelen’) maar ook middelen die planten beschermen en hun groei beïnvloeden. De term ‘gewasbeschermingsmiddelen’ is dus breder dan de term ‘bestrijdingsmiddelen’ en is vastgelegd in de Nederlandse wet op basis van een Europese verordening.
Landbouwgif is een term die makkelijk bekt, maar geen recht doet aan de manier waarop er in de landbouw wordt omgegaan met gewasbeschermingsmiddelen. Een middel dat in Nederland is toegelaten is veilig als het correct wordt gebruikt. Risico’s zijn afhankelijk van de blootstelling aan een middel. Elke stof is pas giftig bij een bepaalde hoeveelheid. In de landbouw wordt altijd een lagere hoeveelheid gebruikt. Daarnaast worden de werkzame stoffen die worden gebruikt in de landbouw vaak ook gebruikt in medicijnen voor mensen en dieren. De term gif is dus niet juist.
Bloembollenteelt
Waarom wordt er op bollenvelden vaker gespoten dan vroeger?
Tot ongeveer dertig jaar geleden gebruikte de sector zwaardere middelen om ziekten, plagen en onkruiden te bestrijden. Een aantal bespuitingen per jaar met de trekker was dan voldoende. In de afgelopen jaren is er een grote omslag gemaakt naar het gebruik van duurzame middelen die heel gericht werken en snel afbreken. Dit is beter voor de gewassen, de bodem en het milieu. De milieubelasting van de sector is in de afgelopen dertig jaar dan ook met meer dan 80% omlaag gebracht. De duurzame middelen worden met lage doseringen aangebracht en hebben slechts een kortdurend effect. Dat betekent dat telers soms toch vaker spuiten dan vroeger, ondanks dat ze duurzamer werken.
Bestaat er ook ‘bollengif’ ofwel specifieke bestrijdingsmiddelen voor de bollenteelt?
Nee, er zijn geen specifieke gewasbeschermingsmiddelen voor de bollenteelt. Alle middelen voor de bollenteelt worden ook gebruikt in de teelt van voedselgewassen. Fabrikanten kijken bij de ontwikkeling van gewasbeschermingsmiddelen naar de grote teelten in de wereld, zoals mais, graan, rijst, tabak en soja. De teelt van bloembollen is veel te klein en daarom financieel gezien niet interessant voor de ontwikkeling van eigen gewasbeschermingsmiddelen. Als een middel goed werkt in een vergelijkbare teelt, zoals aardappelen of uien, wordt een middel soms na enkele jaren van testen ook aangevraagd voor de teelt van bloembollen.
Welke bestrijdingsmiddelen worden er in de bollenteelt gebruikt?
Er zijn voor de bescherming van gewassen in Nederland circa 250 verschillende stoffen toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Deze stoffen zijn toegelaten op basis van het voorzorgsbeginsel: niets is toegestaan, tenzij is aangetoond dat een middel veilig is voor mens, dier en milieu. Ongeveer 150 van de 250 stoffen zijn toegelaten in de bollenteelt. Er zijn geen middelen specifiek voor de bollenteelt.
Op basis van allerlei factoren, zoals het type aantasting, de periode van het jaar, de weersomstandigheden maken telers binnen de voorschriften een keuze voor een middel. Op de website lelieteelt.nl staat meer informatie en een uitleg wat er per maand gebeurt om lelies te telen en het gewas te beschermen. Op de website van het Ctgb is meer informatie te vinden over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in Nederland.
Klopt het dat er veel bestrijdingsmiddelen worden gebruikt in de lelieteelt?
Als je het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen meet in kilo’s, dan worden er in de lelieteelt inderdaad relatief veel middelen gebruikt. Het aantal kilo’s zegt echter niets over hoe sterk deze middelen zijn. Daarom kijkt de overheid al sinds de jaren 90 naar milieubelasting in plaats van naar kilo’s. De milieubelasting van de bloembollenteelt is sinds 1995 met meer dan 80% afgenomen door het gebruik van middelen die minder schadelijk zijn voor het milieu. Bij een gemiddelde lelieteler bestaat ongeveer 75% van het gebruik nu uit middelen die ook zijn toegestaan voor gebruik in de biologische landbouw. Deze middelen moeten wel vaak worden gebruikt om effectief te zijn. De lelieteelt wil nog verder verduurzamen door het verder verlagen van de milieubelasting.
Onderzoek RIVM naar gewasbeschermingsmiddelen
Waar gaat het onderzoek van het RIVM over?
Het RIVM onderzoekt twee zaken:
· in hoeverre worden omwonenden blootgesteld aan gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt op landbouwpercelen?
· in hoeverre is er sprake van gezondheidsklachten van omwonenden van landbouwpercelen?
Het onderzoek naar de gezondheid van omwonenden is in de zomer van 2018 afgerond. Uit het onderzoek blijkt dat mensen die dichtbij landbouwpercelen wonen gemiddeld iets gezonder lijken te zijn dan mensen die daar verder vandaan wonen. Uit het onderzoek naar de blootstelling, dat in april 2019 is verschenen, blijkt dat omwonenden meer worden blootgesteld aan resten van gewasbeschermingsmiddelen dan mensen die verder weg wonen. Deze resten blijven echter ruim onder de vastgestelde risicogrenzen. Op basis van het onderzoek wordt daarom geconcludeerd dat de toegelaten gewasbeschermingsmiddelen veilig zijn voor omwonenden en dat er dus geen reden is om in te grijpen in de toegelaten middelen. Meer informatie over het onderzoek van het RIVM is terug te vinden op deze website.
Wat vindt de sector van de uitkomsten van het onderzoek van het RIVM?
LTO Nederland, KAVB en NFO verwelkomen de geruststellende uitkomsten van het onderzoeken en spreken de hoop uit dat telers en omwonenden hiermee dichter bij elkaar komen. De volledige reactie van de sector kunt u hier lezen.
Welke maatregelen kunnen omwonenden of gemeenten nemen?
Uit het RIVM rapport blijkt dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen veilig is. Aanvullende maatregelen voor het bewaken van de volksgezondheid zijn dus niet nodig.
Sommige organisaties suggereren desondanks dat er bredere spuitvrije zones moeten komen. Dit is geen zinvolle maatregel, stelt het RIVM desgevraagd. Ook de minister van LNV ziet in de uitkomsten geen aanleiding voor verbreding van spuitvrije zones. Spuitvrije zones zijn vooral effectief ter beperking van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen via drift (verwaaiing tijdens het spuiten). Uit het onderzoek bleek dat drift nauwelijks bijdraagt aan de gemeten blootstelling. Bredere spruitvrije zones hebben daarom geen meerwaarde voor de bescherming van omwonenden.
Om de effecten van verdamping te verminderen worden steeds betere en duurzamere middelen ontwikkeld die minder en gerichter worden ingezet om gewassen te beschermen. Een gezonde bodem, minder middelengebruik en indien nodig zo duurzaam mogelijk, is de weg naar minder resten in lucht, bodem en water. En daarin is de sector volop in ontwikkeling. Dit sluit ook aan bij de gezamenlijke visie op gewasbescherming van de minister van LNV en de sector.
In hoeverre was de sector betrokken bij het onderzoek van het RIVM?
LTO Nederland, KAVB en NFO zaten samen met andere maatschappelijke partijen in een klankbordgroep van het RIVM. De sector heeft zelf aangedrongen op de totstandkoming van dit onderzoek en ondersteunt de uitvoering ervan. De sector heeft telers opgeroepen om zoveel mogelijk mee te werken met het onderzoek. Telers, hun gezinnen en hun medewerkers zijn over het algemeen zelf ook omwonenden. Hun gezondheid en hun eventuele blootstelling zijn ook meegenomen in het onderzoek.
Inspanningen van de sector
Wat is de visie van de sector op verduurzaming?
Alle plantaardige sectoren hebben in 2017 samen de visie “Ambitie Plantgezondheid 2030: Gezonde teelt, gezonde toekomst” vastgesteld (lees hier de volledige tekst). De realisatie van deze ambitie wordt gemonitord door een begeleidingsgroep met vertegenwoordigers uit de wetenschap, retail, waterschappen en de groene leefomgeving. Voor de uitvoering zijn er per sector specifieke plannen opgesteld, onder meer voor de akkerbouw (zie actieplan van de BO Akkerbouw) en de bloembollenteelt (zie visie Vitale Teelt).
In april 2019 heeft minister Schouten (LNV) een ‘Toekomstvisie gewasbescherming 2030’ met de Tweede Kamer gedeeld. Deze visie is een gezamenlijk resultaat van overheid, bedrijfsleven, onderzoek en maatschappij (NGO’s). De visie adresseert de maatschappelijke uitdagingen op gebied van gewasbescherming en vormt de opmaat voor een uitvoeringsprogramma met concrete acties later dit jaar.
Hoe kijkt de sector zelf aan tegen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen?
De sector staat voor een duurzame productie van gewassen in harmonie met de leefomgeving. Daarbij wil zij de inzet van gewasbeschermingsmiddelen zoveel mogelijk beperken en verduurzamen. Daartoe heeft de sector in de afgelopen jaren al veel stappen gezet. Tegelijkertijd liggen er grote uitdagingen in het verder verduurzamen van gewasbescherming. Deze staan ook beschreven in de hierboven genoemde visie. Deze uitdagingen kan de sector niet alleen aan. Samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid met overheden, kennisinstellingen, bedrijfsleven en maatschappij is een must.