PLANTGOED GEREED MAKEN.
Om de groei zo gelijkmatig mogelijk te laten verlopen worden de bollen gesorteerd in grootte: de verschillende maten worden in het voorjaar afzonderlijk opgeplant.
WARMWATERBEHANDELING.
De beste manier van ziektenbestrijding is de bollen te dompelen in een warmwaterbad. In het water van ongeveer 40 graden C worden alle aaltjes gedood. Deze behandeling wordt koken genoemd. koken vraagt veel aandacht van de teler:
- als de temperatuur te hoog oploopt is al het plantgoed waardeloos;
- een te lage temperatuur heeft geen effect op de aaltjes.
Om schimmelvorming te voorkomen wordt een ontsmettingsmiddel toegevoegd. Leliebollen hebben geen huid, waardoor ze snel beschadigen. Om te voorkomen dat de bollen worden aangetast door schimmels en andere schadelijke organismen wordt het plantgoed ontsmet voordat ze de grond in gaan. Telers noemen het ontsmetten vaak koken. Koken gebeurt bij een temperatuur van 39-41 graden C. Doel is het om aaltjes en bacteriën en schimmels in het plantgoed te doden. Na het rooien wordt meestal een aantal weken gewacht zodat de bol goed in rust is. De meeste lelies worden gekookt tussen 1 januari en half februari. Er zijn verschillende technieken. Palletkisten met bollen kunnen in hun geheel gedompeld worden in een ‘kookketel’. De bollen blijven dan een bepaalde periode in het water. Aan het water wordt meestal preventief een fungicide toegevoegd. Na afloop worden de bollen teruggekoeld en bewaard in de klimaatcellen bij een temperatuur dichtbij of zelfs iets onder het vriespunt. Deze techniek wordt steeds minder gebruikt. De meeste telers douchen de bollen. Dit bespaart middel en is dus duurzamer. Nieuw is de techniek waarbij er gedoucht wordt met een soort schuim wat ook overal komt en nog weer minder middelen nodig heeft.
ZOEKEN NIEUWE PERCELEN.
Door in het na- en voorjaar in de omgeving rond te rijden krijgt de teler een goede indruk van geschikte percelen. Als er in de winter of na een hevige regenbui plassen op het land staan is er wellicht sprake van storende lagen en is het land niet geschikt voor bollenteelt. Een schone grond, vrij van ziektekiemen en goed ontwaterd is voor de kapitaalsintensieve lelieteelt noodzakelijk. Grond waarin nog nooit lelies zijn geteeld zullen in principe weinig specifieke ziekten en kwalen kennen. Geen wonder dat bollentelers graag een dergelijk perceel huren. De aanwezigheid van enkele procenten organische stof wordt vaak erg gewaardeerd. Het stimuleert de lelies tot een goede groei. Bijna de helft van het totale areaal bloembollen staat op grond van akkerbouwers of veehouders. Telers die op zoek zijn naar grond buiten de plaats waar de bedrijfsgebouwen gevestigd zijn noemen we telers met een reizende bollenkraam. Belangrijke aandachtpunten zijn:
Goed ontwaterd, geen storende lagen die de doorworteling negatief beïnvloeden
Voldoende voedingstoffen voor een gezonde groei
Water: genoeg beregeningswater van goede kwaliteit in de directe omgeving.
BEMESTINGSONDERZOEK.
Een grondmonster is onmisbaar om te kunnen bepalen hoeveel bemesting er nodig is. Het gaat hier om mineralen als fosfaat, kali, magnesium, borium en kalk. Telers zouden graag organische mest toepassen, maar door complexe regelgeving is soms het gebruik van kunstmest een goed alternatief. Het gebruik van mineralen is aan strenge regelgeving gebonden. Stikstof is een element dat makkelijk uitspoelt. In februari/maart wordt de beginvoorraad bepaald. Door mineralisatie van de organische stof komt er in het teeltseizoen steeds stikstof vrij. Door regelmatig de voorraad te meten wordt de gevonden voorraad aangevuld. Sommige lelies zijn gevoelig voor een overmaat aan stikstof. De bollen worden dan gevoelig voor schubrot. Bij lelietelers geldt: meten is weten en gissen is missen.
SPOELGROND TERUGRIJDEN NAAR PERCEEL HERKOMST.
De grond die bij het rooien is vrijgekomen bij het inschuren van de bollen en bij het schoonspoelen kan in een rustige periode terug worden gebracht naar het perceel van herkomst. Na het spoelen van de bollen blijft er grond over die in het spoelbassin is achtergebleven. Na enige tijd is het meeste water uitgezakt of verdamd. De zanderige grond gaat voor het overgrote deel weer terug naar het perceel van herkomst. U ziet dus tractoren met daarachter een grote transportwagen. Vaak worden er gaten mee opgevuld. De teler wacht vaak tot een periode met wat lichte vorst zodat hij over het perceel kan rijden zonder diepe sporen te trekken. Een teler kan ook kiezen om de grond af te zetten bij een bouwproject of om een tuin op te hogen. Het is verplicht om van deze grond eerst een analyse te laten maken bij een erkend bedrijf zodat zeker is dat er geen ongewenste stoffen in het milieu komen.