BEMESTINGSONDERZOEK.
Een grondmonster is onmisbaar om te kunnen bepalen hoeveel bemesting er nodig is. Het gaat hier om mineralen als fosfaat, kali, magnesium, borium en kalk. Telers zouden graag organische mest toepassen, maar door complexe regelgeving is soms het gebruik van kunstmest een goed alternatief.
BEMESTEN.
Voor een goede groei wordt er bemest. Lelietelers bemesten graag met organische mest. Door wettelijke bepalingen is dat echter maar beperkt toegestaan. De vrees bestaat dat de mineralen uitspoelen naar het grondwater. Kunstmest kan veel preciezer worden gedoseerd, het bestaat voornamelijk uit stikstof, kali en fosfaat. Omdat stikstof makkelijk uitspoelt wordt dat in de loop van het seizoen nog aangevuld.
BEREGENEN.
Om een goede groei te realiseren worden lelies bij een neerslag tekort beregend. In de eerste maanden is het belangrijk dat de bovenste vijf tot vijftien centimeter vochtig blijft. Het kleinste plantgoed, de schubben, wortelen zeer ondiep. Maar ook het groffere plantgoed is erg kwetsbaar. Dat komt doordat de lelieplant tot aan de bloei voor een groot gedeelte afhankelijk is van de stengelwortels die boven de bol worden gevormd. Na de bloei (of als de bloemknoppen verwijderd zijn) komen de bolwortels meer tot ontwikkeling en kan de lelie vocht aantrekken uit diepere grondlagen. Beregenen gebeurt uit oppervlaktewater of, als dat niet aanwezig is vanuit grondwater. Daarvoor wordt dan een bron geboord. Voor het aanleggen en benutten van een bron is een aanlegvergunning vereist.
KOPPEN.
Als de plant goed ontwikkeld is, gaat ze bloemknoppen ontwikkelen. Omdat het de teler vooral te doen is om de bollen worden deze bloemknoppen verwijderd. De beste manier is het handmatig verwijderen van de knoppen. De planten worden minder beschadigd. Helaas zijn de arbeidskosten vaak de reden dat wordt gekozen voor mechanisch koppen. Een machine met daarop een maaibalk snijdt de koppen en een stuk van de steel gelijk af. Door de ontstane wonden zijn de planten in deze periode extra gevoelig voor infecties.
GEWASCONTROLE en SELECTIE.
De virussen die in de lelieteelt voorkomen kosten de teler veel tijd. Het selecteren, zoals we deze activiteit noemen, begint al vrij snel na opkomst. De zieke planten moeten in het veld worden opgespoord en verwijderd. Hoe eerder dat gebeurt hoe kleiner de kans op verspreiding door gevleugelde luizen. Naast de controle op virussen worden ook alle andere afwijkende planten verwijderd.
GEWASBESCHERMING.
Nadat de planten boven de grond komen wil de teler ze graag beschermen. Vooral bij vochting weer zijn schimmels het grootste probleem waar tegen wordt gespoten. Vanaf augustus stopt de teler met de bespuitingen tegen vuur. Hij hoopt op die manier dat de lelies op een natuurlijke manier afrijpen. Het gewas zal nu door de aantasting van vuur langzamerhand bruin gaan worden en bovengronds afsterven. Zolang de lelies nog groen zijn kunnen er nog wel luizen zijn die virussen overdragen. Het gewas wordt daartegen nog beschermd door een bespuiting met minerale olie. Luizen zijn actief bij een temperatuur hoger dan 12 graden Celcius. Naarmate de planten ouder worden ontwikkelen ze ouderdomsresistentie. De overdracht van virus door een besmette luis heeft dan geen schadelijke gevolgen meer. In Nederland mogen alleen gewasbeschermingsmiddelen en biociden verhandelt en gebruikt worden die op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn toegelaten. Uitzonderingen daargelaten, worden toelatingen verleend door het Ctgb. Controle op naleving vindt plaats door de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA).